Het Achttiengebed wordt al eeuwenlang in de joodse traditie gebeden. Het wordt o.a. in de synagoge uitgesproken. De zegenbeden bevatten steeds een aantal tekstregels die eindigen op ‘Gezegend zijt Gij, Heer’. De achttien zegenbeden zijn over een aantal honderden jaren ontstaan. Meerdere handen hebben het gebed gemaakt tot wat liet nu is. Ten tijde van Jezus was het Achttiengebed in de huidige omvang zeker al bekend.
Mogelijk zijn de veertiende en vijftiende zegenbede ontstaan door splitsing van nummer veertien. Een andere mogelijkheid is dat de twaalfde bede een latere invoeging is. Maar juist het omstreden karakter van de twaalfde bede maakt dit minder waarschijnlijk.
De eerste drie beden gaan over de geestelijke en innerlijke waarden: het inzicht, het berouw en de vergeving. Hierna volgen gebeden over de waarden van de vrijheid, van de lichamelijke gezondheid en van de overvloed van vruchten en land. Hierna richten de gebeden zich op bredere verbanden, op sociale aspecten zoals recht, overwinning op onrecht, beloning voor rechtvaardigen, herstel van Jeruzalem en de komende Messias. (11,12 en 13 rondom recht en 14, 15 en 16 rondom de Messiaanse tijd). De laatste drie ademen een sfeer waarin de gewenste goede toekomst eigenlijk al is aangebroken.
Er bestaan verschillende, in meerdere of mindere mate van elkaar afwijkende versies van het Achttiengebed. De in onze tijd meest gangbare zijn de Asjkenasische versie, die wordt gebruikt in joodse gemeenschappen van Oost-Europese origine, en de Sefardische versie van de gemeenschappen uit Zuid Europa en Noord Afrika. Hieronder vind je de Asjkenasische versie.
Heer, open mijn lippen
en laat mijn mond uw lof verkondigen.
1. Gezegend Gij, Heer onze God
en God van onze vaderen,
God van Abraham
God van Izak
en God van Jakob.
Grote, machtige en ontzagwekkende God, allerhoogste God,
die goede weldaden verricht
en het al tot zijn bezit vormt,
die de weldaden der vaderen gedenkt
en de zonen van hun zonen een verlosser brengt,
ter wille van zijn Naam, in liefde.
Koning, helper, bevrijder en schild.
Gezegend Gij, Heer, Abrahams schild.
2. Gij zijt machtig voor altijd, Heer,
Gij doet doden leven,
groot zijt Gij in bevrijden;
die in verbondenheid het leven onderhoudt,
in grote barmhartigheid doden doet leven,
vallenden steunt,
zieken geneest
en geboeiden losmaakt
en zijn trouw gestand doet
aan hen die slapen in het stof.
Wie is als Gij, Heer van machtige daden,
en wie is U gelijk,
Koning, die doodt en doet leven
en bevrijding laat ontspruiten.
Getrouw zijt Ge in het doen leven van doden.
Gezegend Gij, Heer, die de doden doet leven.
3 . Heilig zijt Gij en heilig is uw
en heiligen loven U elke dag.
Gezegend Gij, Heer, heilige God.
4. Gij begenadigt de mens met weten
en leert de sterveling inzicht.
Begenadig ons van Uwentwege
met weten, inzicht en verstand.
Gezegend Gij, Heer, die begenadigt met weten.
5. Doe ons omkeren, onze Vader, tot uw Tora
en breng ons nader, onze Koning, tot uw dienst
en voer ons in volledige omkeer terug
tot voor uw aangezicht.
Gezegend Gij, Heer, die de omkeer wil.
6. Vergeef ons, onze Vader, want wij schoten tekort,
scheld ons kwijt, onze Koning,want wij misdreven;
want kwijtscheldend en vergevend zijt Gij.
Gezegend Gij, Heer, Genadige, die zoveel vergeeft.
7. Zie onze ellende en strijd onze strijd
en verlos ons snel, ter wille van uw Naam;
want een sterke verlosser zijt Gij.
Gezegend Gij, Heer, Israëls verlosser.
8. Genees ons, Heer, dan zijn wij genezen,
bevrijd ons, dan zijn wij bevrijd, want Gij zijt onze lof.
En breng volledige genezing voor al onze slagen,
want God, Koning, een geneesheer
trouw en barmhartig zijt Gij.
Gezegend Gij, Heer,
die de zieken van zijn volk Israël geneest.
9. Zegen voor ons, Heer onze God, dit jaar
en al wat het opbrengt
ten goede.
Geef zegen op het aangezicht van de akker
en verzadig ons uit uw goed,
en zegen ons jaar als de goede jaren.
Gezegend Gij, Heer, die de jaren zegent.
10. Blaas de grote bazuin voor onze vrijheid
en steek op het teken
voor de inzameling van onze ballingen,
en zamel ons tezamen in
uit de vier hoeken van de aarde.
Gezegend Gij, Heer, die inzamelt
de verstrooiden van zijn volk Israël.
11. Doe terugkeren onze rechters als eertijds
en onze raadgevers als in het begin,
en laat smart en zuchten van ons wijken.
Wees Koning over ons, Gij Heer, Gij alleen,
in verbondenheid en erbarmen,
en doe gerechtigheid met ons in het recht.
Gezegend Gij, Heer,
Koning, die liefheeft gerechtigheid en recht.
12 . En laat er voor de lasteraars geen hoop zijn,
en mogen alle boosdoeners in een oogwenk vergaan
en zij allen snel worden uitgesneden.
En de verwatenen, - ruk die snel uit,
breek ze, werp ze temeer en breng ze ten val,
snel, in onze dagen.
Gezegend Gij, Heer, die vijanden breekt
en verwatenen ten val brengt.
13. Over de rechtvaardigen en over de getrouwen,
over de oudsten van uw volk, het huis van lsraël,
over die overbleven van hun geleerden
en over de rechtvaardige bekeerlingen,
en over ons,
worde uw erbarmen gewekt, Heer onze God.
Geef goed loon aan allen
die zich in waarheid op uw Naam verlaten,
en stel ons deel met hen,
en nimmer zullen wij beschaamd staan,
want op U verlaten wij ons.
Gezegend Gij, Heer,
stut en toeverlaat voor de rechtvaardigen.
14 . En keer in erbarmen terug naar Jeruzalem, uw stad,
en woon in haar, zoals Ge gesproken hebt;
bouw haar, binnenkort in onze dagen,
tot een bouwwerk voor altijd,
en bereid in haar snel de zetel van David.
Gezegend Gij, Heer, die Jeruzalem bouwt.
15 . De spruit van David, uw dienaar,
doe die snel ontspruiten
en zijn hoorn verheffe zich door uw bevrijding;
want op uw bevrijding hopen wij heel de dag.
Gezegend Gij, Heer,
die de hoorn der bevrijding doet ontspruiten.
16. Hoor ons gebed, Heer onze God,
spaar ons en erbarm U over ons
en neem in erbarmen en welwillendheid ons gebed aan,
want God, een hoorder van gebeden
en smekingen zijt Gij.
Laat ons, onze Koning, niet ledig
van voor uw aangezicht terugkeren,
want Gij hoort het gebed
van uw volk Israël in erbarmen.
Gezegend Gij, Heer, die het gebed hoort.
17. Wees welwillend, Heer onze God,
jegens uw volk lsraël en hun gebed
en doe de dienst terugkeren
naar het binnenste van uw huis,
en de vuuroffers van Israël en hun gebed
neem die in liefde welwillend aan.
Moge de dienst van uw volk Israël
steeds naar uw wil zijn,
en mogen onze ogen aanschouwen
uw terugkeer naar Sion in erbarmen.
Gezegend Gij, Heer,
die zijn Inwoning terugvoert naar Sion.
18. Wij danken U,
dat Gij zijt de Heer onze God
en de God van onze vaderen, voor altijd en immer.
Rots van ons leven,
schild van onze bevrijding,
dat zijt Gij van geslacht tot geslacht.
Wij danken U en vertellen uw lof
voor ons leven dat overgegeven is in uw hand,
voor onze zielen die zijn toevertrouwd aan U,
voor uw tekenen die elke dag bij ons zijn
en voor uw wonderen en goedheden te allen tijde,
‘s avonds, ‘s morgens en ‘s middags.
Goede, want uw erbarmen houdt, niet op;
Barmhartige, want uw weldaden nemen geen einde;
van oudsher hopen wij op U.
En voor dit alles zij uw Naam gezegend en verheven, onze Koning,
steeds voor altijd en immer,
en alle levenden zullen U danken,
en uw Naam in waarheid loven.
God, onze bevrijding en onze hulp.
Gezegend Gij, Heer, de Goede is uw Naam
en het is heerlijk U te danken.
19. Stel vrede, goedheid en zegen,
genade,verbondenheid en erbarmen
over ons en over heel uw volk lsraël.
Zegen ons, onze Vader, ons allen als één,
in het licht van uw aangezicht,
want in het licht van uw aangezicht
hebt Ge ons gegeven, Heer onze God,
de Tora des levens
en de liefde der verbondenheid,
gerechtigheid en zegen,
erbarmen en leven en vrede.
En goed is het in uw ogen
om uw volk Israël te zegenen
te allen tijde, elk uur, met uw vrede.
Gezegend Gij, Heer,
die zijn volk lsraël zegent met vrede.
Toepassing in de christelijke gebedspraktijk
Het is duidelijk dat in de christelijke gebedspraktijk sommige bedes niet ongewijzigd overgenomen kunnen worden, zoals bede 17 over de vuuroffers van Israël (waarmee je zou bidden om een terugkeer van de offerdienst) en de wraakbede 12.
Zelf bid ik bede 3 soms als lofprijzing, alsook alle afsluitende zegenbedes “Gezegend gij, Heer, …..”.
Soms bid ik één van deze zegenbedes over mensen en situaties uit. Zo kan ik de bedes 2, 5 en 7 met het oog op mensen in nood uitbidden (familie, vrienden, kennissen), soms in een licht aangepaste versie.
Bij bede 5 bid ik vaak dat wij onszelf omkeren naar Christus: “Breng ons nader, onze Koning, tot uw Zoon”, waarbij overigens omkeer naar de Tora is ingesloten.
Bede 8 bid ik in situaties van ziekte en (demonische) gebondenheid.
Bede 6 is een mogelijk gebed van verootmoediging.
Bede 11 kan gebeden worden voor de overheid (“Wees Koning over ons, gij Heer, gij alleen”).
Bede 19 bid ik zelf bij voorkeur als gebed voor het volk Israël, maar dat geldt als vanzelfsprekend voor het hele Achttiengebed.
Tot slot: de afsluitende berachas (zegeningen) van alle bedes kunnen ook afzonderlijk als lofprijzing gebeden worden. Zo bid ik het slot van bede 2 ("gezegend Gij, Heer, die de doden doet leven") vaak als ik langs een begraafplaats kom.