Dank gebed, Psalm 100

1 Een lofpsalm. Juicht den Heer, gij ganse aarde.
2 Dient den Heer met vreugde, komt voor zijn aangezicht met vrolijk geluid.
3 Erkent, dat de Heer God is; Hij heeft ons gemaakt, en niet wij zelven, tot zijn volk en tot schapen zijner weide.
4 Gaat in tot zijne poorten met lof, tot zijne voorhoven met lofgezang; looft Hem, prijst zijnen naam.
5 Want de Heer is vriendelijk, zijne genade duurt eeuwiglijk, en zijne trouw immer en altoos.
1 Een psalm van David. Van genade en recht zal ik zingen, en U, o Heer, lofzingen.
2 Ik handel voorzichtig en oprecht bij degenen, die mij toebehoren, en wandel getrouwelijk in mijn huis.
3 Ik neem geen kwade zaak voor mij; ik haat den overtreder, en laat hem niet bij mij blijven.
4 Een verkeerd hart moet van mij wijken; den boze duld ik niet.
5 Wie van zijnen naaste heimelijk kwaad spreekt, dien verdelg ik; ik mag hem niet, die hoog van ogen en trots van hart is.
6 Mijne ogen zien naar de getrouwen in het land, opdat zij bij mij wonen; en ik heb gaarne vrome dienaars.
7 Valse lieden houd ik niet in mijn huis, leugenaars zullen niet voor mij bestendig zijn.
8 Iederen morgen wil ik verdelgen alle goddelozen in het land, om alle kwaaddoeners uit te roeien uit de stad des Heren.