God als krijgsheld
Mozes zingt zijn lied (Ex.15, 1-18), waarin hij God een krijgsheld noemt en hem looft om zijn wonderdaden. Ook bedankt hij Jahweh ervoor dat Hij de vijand heeft laten verdrinken in de zee.
Lofzang van Mozes
"De Heer is mijn sterkte en kracht, Hij is mijn redding geweest.
Hij is mijn God en Hem wil ik loven;
de God van mijn vader, Hem zal ik prijzen.
De Heer is een strijder, heer is zijn naam.
De wagens van de farao, zijn machtige legers, Hij wierp ze in zee;
de keur van zijn mannen, door de Rietzee verzwolgen.
Zij zijn door de vloed overspoeld,
als een steen naar de diepte gezakt.
Uw hand, heer, heeft zich machtig getoond;
uw hand sloeg de vijand neer.
Degenen die U weerstonden hebt U gebroken,
in al uw grootsheid.
Het vuur van uw toorn liet U gaan:
het verslond hen als stro.
Door het razen van uw toorn stegen de wateren,
de stromen bleven staan als een dam;
de diepte verstijfde, midden in zee.
'Ik ga ze achterna', zei de vijand, 'ik haal ze wel in;
de buit zal ik delen, ik zal erin zwelgen;
mijn zwaard zal ik trekken, mijn hand roeit hen uit.'
Maar U hebt geblazen, de zee heeft hen bedolven;
zij zonken als lood in de machtige vloed.
Wie van de goden is als U, Heer?
Wie is er als U, schrikwekkend en heilig,
om roemvolle daden geducht,
om wonder na wonder?
Uw hand heft U op, de aarde verslindt hen.
Uw genade leidde het volk, dat U verlost hebt;
uw kracht heeft het naar uw heilige plaats geleid.
De volken vernamen het, zij beefden van angst;
Filistea's bewoners sidderden.
De vorsten van Edom waren ontsteld,
de heersers van Moab door huiver bevangen.
KanaƤn wankelde, al zijn bewoners.
Ontzetting en schrik kwam op hen neer;
zij werden als steen door de macht van uw arm,
tot uw volk erdoorheen was, o Heer,
tot erdoorheen was het volk dat U hebt geschapen.
U hebt hen gebracht,
U hebt hen geplant op de berg die uw domein is,
waar U, o Heer, uw verblijf hebt gevestigd,
het heiligdom, Heer, dat uw hand heeft gemaakt.
De Heer is koning, voor altijd en eeuwig!"